In de krant (De Morgen) van vorige week stond een artikel over doping in het wielrennen. Het was een artikel van Hans Vandeweghe, en hoewel hij meestal heel scherp inhakt op vermeend dopinggebruik, was het ditmaal extreem genuanceerd.
Er werd in twijfel getrokken of doping eigenlijk wel zo effectief is of zelfs dat doping aan het verdwijnen is uit de sport.
Hiervoor werden twee argumenten gebruikt. De evolutie van de records in de atletiek, waaruit blijkt dat vele records al vele jaren niet meer benaderd worden, laat staan gebroken worden. En ook de vermeende illusie van de efficiëntie van groeihormoon, wat niet opspoorbaar is, maar wat niet effectief zou zijn.
Voor alle duidelijkheid, ik hoop dat het waar is dat doping nemen moeilijk is als vroeger, maar toch heb ik bij beide redeneringen wel wat bedenkingen.
Om te beginnen zou het kunnen dat bepaalde producten, zoals anabolica, zo effectief zijn (waren) voor bepaalde sporten dat deze niet overtroffen door de nieuwste generatie spul.
Voor de effectiviteit van groeihormoon werd gerefereerd naar een paar wetenschappelijke studies. In de ene werd de effectiviteit bij niet sporters bewezen, en in het andere bij recreatieve sporters. Dit wordt dan als bewijs gebruikt dat het ook niet werkt bij intensief sporten. Dit lijkt mij toch een conclusie die niet onderbouwd is. Deze twee onderzoeken kunnen wel als indicatie gebruikt worden, maar een bewijs is toch nog wel iets heel anders. Persoonlijk ben ik toch geneigd te geloven dat het verschil tussen matig en heel intensief sporten toch wel een groot verschil kan maken. De afbraak die je aan je lichaam toebrengt door intensieve training is toch niet min. Ze is zelfs de basis van het verbeteren, dankzij de supercompensatie (ook hier) worden we achteraf sterker. Het probleem hierbij is dat een teveel aan afbraak echter het omgekeerde effect heeft. Als je bij de volgende intensieve belasting niet gerecupereerd bent van de vorige dan gaat de prestatie niet trapsgewijs omhoog zoals bij supercompensatie, maar trapsgewijs omlaag, en spreken we van overtraining.
Een van de truuks bij het opmaken van een goed trainingsschema is juist om de supercompensatie optimaal te gebruiken en dit vooral niet te laten resulteren in overtraining. Je wil natuurlijk wel de periode tussen de prikkels zo klein mogelijk houden want dit laat net toe om op korte tijd de conditie sterk op te drijven. Dit met een hoop beperkingen natuurlijk, het effect van de supercompensatie wordt progressief kleiner totdat je op een plateau terechtkomt. Op dat moment kan je beter wat rusten en de conditie even afbouwen om daarna terug op te bouwen naar een nieuw, iets hoger gelegen plateau.
De essentie van deze uitleg is dat je na elke trainingsprikkel moet wachten totdat de recuperatie en supercompensatie zijn werk heeft gedaan. Deze recuperatie kan je echter bevorderen. Dit kan deels door snel na de inspanning een combinatie van eiwitten en suikers te eten (bv hiermee). Maar mogelijk helpen ook minder natuurlijk middelen zoals groeihormoon hiervoor. Gezien de zware inspanningen die topsporters leveren kan ik me goed inbeelden dat dit voor hen wel een verschil maakt, vooral als de inspanning zodanig groot geweest zijn dat de atleet geen zin heeft om te eten of de spijsvertering niet meer optimaal werkt.
Dit doet me denken aan mijn studies. Buiten alle wiskunde en informatica gerelateerde vakken, hebben we drie andere vakken gekregen. Eenmaal was dat godsdienst (in het laatste jaar, het enige verplichte vak – het was nu eenmaal aan de KUL), en tweemaal filosofie. Her eerste jaar was dit klassieke filosofie en de tweede keer moderne filosofie. Ik vind nog altijd dat dit laatste één van de belangrijkste vakken is die we ooit gehad hebben. Een van de thema’s was namelijk het verschil tussen wetenschap en pseudo-wetenschap (en hier). De belangrijkste les die ik hieruit getrokken heb is dat we steeds moeten blijven nadenken. Zelf indien de informatie van een gereputeerde bron komt, kan je best kritisch blijven en zelf evalueren of een en ander op een serieuze, reproduceerbare, wetenschappelijke manier is gebeurd.