cursus

Ik had mij vele maanden geleden ingeschreven voor een cursus natuurbeheer, georganiseerd door natuurpunt. Op het moment dat het zou beginnen had ik ineens echter niet veel zin meer om erheen te gaan. Er waren plotseling andere bezigheden in mijn leven die ook de nodige aandacht vragen en waardoor ik sterk twijfelde. Verder had ik de inhoud nog eens bekeken, en ook dat deed mijn twijfel vergroten.

Deel van het doel was namelijk om een beetje te weten hoe ik het achterste deel van mijn tuin zou moeten onderhouden. De bedoeling was om hier de natuur in grote mate zijn gang te laten gaan, weliswaar met wat aanplantingen om te zorgen dat er relatief snel wat boompjes op zouden staan. Ik dacht dus vooral te leren over snoeien en dergelijke. De inhoud had het echter ook over aanschaf van een gebied en dergelijke. Misschien toch niet mijn ding.

Het was trouwens niet alleen zes volledige avonden, maar ook drie zaterdagvoormiddagen. Hier verwachtte ik dus om die halve dagen in natuurgebieden te gaan helpen de boel te onderhouden.

Aangezien ik echter wel natuurliefhebber ben ik toch maar de eerste avond gegaan. Een groot deel van de redenering was dat er niet zo direct een andere cursus (in de buurt) was later op het jaar. Dus ik dacht de eerste avond eens te gaan kijken. Indien het niet interessant (genoeg) was, zou het bij die ene avond blijven, of zou ik zelfs tijdens de pauze vertrekken.

De cursus is ondertussen al twee weken afgelopen, en het mag duidelijk zijn, ik was er direct volledig ingezogen en had er niks van willen missen. Onze lesgever (Joeri) kon de dingen boeiend brengen en ik heb veel bijgeleerd. Maar het was toch duidelijk anders dan ik had verwacht.

De eerste avond begon het al met een quiz naar verschillende planten en diersoorten. Heel leuk, maar daar bak ik dus niks van. Ik (her)ken alleen een paar heel courante dingen, aangezien ik vooral van de natuur geniet, en veel minder (niet) bestudeer. Dat heeft ook zijn merites (heel veel zelfs) maar een mens moet keuzes maken.

Het centrale thema is eigenlijk biodiversiteit en het herstellen van de natuur in zijn “oorspronkelijke” situatie.

Voor biodiversiteit is het vooral belangrijk om inheemse planten te hebben, en uitheemse eerder te weren. In in het slechtste geval kunnen uitheemse planten, door een gebrek aan natuurlijke vijanden, gaan woekeren en zo de inheemse planten en het volledige milieu er rond verdringen. In het beter geval zorgen ze enkel voor visuele verrijking (afwisseling), maar zijn er geen of weinig andere planten en dieren die deze planten nodig hebben of kunnen gebruiken.

Voor inheemse planten in het verhaal anders. Deze genereren in vele gevallen een klein biotoop. Zo zijn er verschillende soorten vlinders, vliegjes en andere kleine diertjes die enkel op en rond een specifieke plant kunnen leven. Als je deze plant dan uit het milieu haalt, zal ook het betreffende diertje verdwijnen. Analoog zijn er ook paddestoelen, zwammen, parasiterende planten, die specifieke inheemse soorten nodig hebben. Dit resulteert in vele gevallen in een wisselwerking tussen soorten waarbij ze elkaar steunen.

Een ander belangrijk aspect is het herstellen van de natuur in zijn “oorspronkelijke” situatie. Ik zet hierbij oorspronkelijke expliciet tussen aanhalingstekens, want alles is relatief. Indien jet de natuur gewoon zijn gang zou laten gaan in onze contreien, dan krijg uiteindelijk een bos. Er is dan geen heide, gaan graslanden, geen rietvelden. Er zijn enkel bossen op natte en droge ondergrond (en vele tussengradaties). De soorten bomen die in het bos op een specifieke plaats voorkomen hangen dan af van de vochtigheid. Voor droge ondergrond kan dat een eiken-berken bos zijn. Voor natter ondergrond bij voorbeeld een elzen-essen bos (meer info ivm bostypes zie hier).

Er is echter in tot redelijk kort geleden een sterke menselijke invloed geweest op de omgeving. De oorspronkelijke (relatief extensieve) manier van boeren heeft akkers en graslanden veroorzaakt die een grote biologische rijkdom hebben opgeleverd. Het plaggen van de grond heeft bijgedragen tot de heidevorming. Omdat bepaalde gebieden gedurende honderden jaren op dezelfde wijze door de mens zijn gebruikt, heeft zich een speciaal milieu gevorm, met specifieke planten en diersoorten die zich in die omgeving goed voelen. Dit is in de laatste tientallen jaren (sinds de industriële revolutie) echter zo aan het veranderen dat we dit voor een groot deel reeds verloren hebben en dat er vele van deze planten en diern op dit moment met uitsterven bedreigd zijn.

De cursus ging uiteindelijk vooral over het herkennen van deze types van natuurgebied, en hoe men een gebied eerst kan proberen te vormen en daarna in stand kan houden. Het herkennen gaat vooral aan de hand van de aanwezige planten en dieren. Zo zijn er planten die eerder droog of eerder nat moesten staan. Als ze nat staan is er een verschil tussen regen of kwelwater. De voedselrijkheid van de bodem heeft veel invloed op de begroeiing (armere grond geeft daarbij meer diversiteit), alsook de zuurtegraad en dergelijke. Sommige van deze factoren kan je makkelijk beïnvloeden, andere niet. Deze factoren zullen dus mee bepalen of een gebied in aanmerking komt als natuurgebied en eens beheerd, welk type er nagestreefd wordt. Om deze kennis (en de verworven kennis in verband met voorkomen van bepaalde planten en dieren) te toetsen zijn er dus ook drie wandelingen geweest waarbij we natuurgebieden zijn gaan bezoeken en er mogelijkheden en opties zijn uitgelegd, en de mooie resultaten van een goed beheer zijn getoond.

Geplaatst in bomen / natuur, genieten