De kop is er af. Mario heeft weer een mooie wedstrijd op poten gezet in Herderen en ik ben blij dat ik heb mogen meedoen.
De weersomstandigheden waren mooi. Het was weliswaar ijskoud met een stevige, kille wind, maar wel in de volle zon.
De vorige jaren was is 31ste en 46ste, en hoewel ik de stijgende lijn heb voortgezet (was nu 60ste), ging het toch veel vlotter dan in 2009.
Het begon ’s morgens al met een verbazingwekkend vlotte zwemproef. Ik verwachtte rond de 7’30” te zwemmen, en was dan ook heel blij dat ik na 7’10” al kon aantikken.
’s Middags mochten we dan de rest van de wedstrijd afwerken. In tegenstelling tot vorig jaar, kon ik deze keer wel vlot aanpikken bij de groep die in mijn buurt vormde. Hoewel dit niet altijd even aangenaam was (ik vond het bij wijlen vrij gevaarlijk rijden – ben dan ook niet zo een peleton-mens – en het tempo was regelmatig (vooral bergop met wind tegen nogal traag) heb ik dat toch twee ronden volgehouden. Aan het einde van die tweede ronde heb ik een beetje moeten lossen na de lastige klim (tempo aangeven kan neveneffecten hebben), waardoor ik net achter de groep ben binnengereden. Het weze duidelijk dat ik mijn tactiek moet aanpassen als ik goed wil presteren in stayer wedstrijden. Het belgrijkste voor mij was dat ik toch het gevoel had dat ik wat kracht kon zetten als het nodig is. Gezien de extreem beperkte training van de laatste paar maanden ben ik daar blij mee.
Toppunt tijdens het fietsen was het lachende gezichtje in de afdaling naar Genoels-Elderen. Hoewel ik vermoed dat de meesten liever de treurige variant hadden gezien, als teken dat ze boven de 50 reden.
De wissel naar het lopen was niet echt vlot te noemen. Ik heb in de afgelopen jaren heel weinig getraind op het uitdoen van handschoenen, prutsen met kousen, wegwerken van vest en dergelijke in de wissel. Het lopen zelf was ok. Ik kon het vlotjes afwerken.
Het was een mooie dag en een mooi begin van wat ondertussen mijn twintigste triatlonseizoen wordt. Na een eerste wedstrijd in Namen in 1990, was 1991 het eerste jaar waarin ik meerdere wedstrijden gedaan heb. Ik heb het geluk gehad dat ik nooit lange tijd buiten strijd was door blessures, en heb dus elk jaar mijn wedstrijdjes kunnen doen. Je kan zelfs merken dat ik vooruit gegaan ben in die tijd. Ik ben nog altijd sneller als in dat eerste jaar.